Twee uitzonderlijke situaties in het onderwijs
Jaarlijks vieren we op 5 mei dat Nederland werd bevrijd van de Duitse bezetting. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was fysiek onderwijs volgen niet altijd mogelijk. Dat geldt ook voor deze pandemie waar we nu mee te maken hebben. Wel is er natuurlijk van alles veranderd als het gaat om online mogelijkheden. Hierdoor hebben we nu te maken met afstandsonderwijs. Er is echter één woord die bij beide situaties past: onzekerheid.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was fysiek onderwijs in het middelbaar- en hoger onderwijs niet altijd mogelijk. Jacques Dane is historicus en hoofd van de afdeling collectie en onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht. Vorig jaar verrichtte hij in het kader van 75 jaar bevrijding onderzoek naar het onderwijs in oorlogstijd. Hij vertelt: “Joodse docenten en hoogleraren die zich in het openbaar uitspraken tegen de nazi’s werden opgepakt en gevangengenomen. Hierdoor konden studenten soms maandenlang geen onderwijs volgen.” Iemand die opkwam voor Joodse hoogleraren was een decaan van de Leidse rechtenfaculteit: Rudolph Cleveringa. Hij sprak openlijk zijn afschuw uit over het feit dat de bezetter Joodse hoogleraren van de universiteit wilde halen. Cleveringa werd hierdoor opgepakt door de Sicherheitspolizei en heeft tot de zomer van 1941 opgesloten gezeten in een gevangenis in Scheveningen.
Stan Liebrand: “Op school zit je met mensen die dezelfde studierichting hebben gekozen en dezelfde passie hebben, dat mis je nu.”
Daarnaast werden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog schoolgebouwen leeggeruimd zodat soldaten hier konden slapen. Ook werden schoolgebouwen als kantoor ingericht voor de militaire staf. En het kwam vaak voor dat gebouwen als opslagplek voor munitie dienden. Aan het einde van de oorlog zijn vervolgens veel scholen ontruimd vanwege oorlogshandelingen.
Pandemie
Op dit moment moet het onderwijs een eigen weg vinden in de coronapandemie. Studenten volgen sinds een jaar veelal thuis op hun kamer online colleges en werkgroepen. Tijdens deze pandemie worden scholen niet ontruimd of docenten weggevoerd. In die zin hoeft geen enkele student vandaag de dag te vrezen voor zijn of haar leven. Dat is natuurlijk wel een belangrijk verschil om bij deze twee uitzonderlijke situaties te benadrukken. Wel voelen studenten zich minder vrij in deze pandemie. Stan Liebrand (23) is de voorzitter van Vidius, de belangenbehartiger voor alle studenten die in Utrecht in het hoger onderwijs studeren. Hij probeert zo goed mogelijk zicht te houden op hoe het gaat in het hoger onderwijs en waar de verbeterpunten en pijnpunten liggen bij afstandsonderwijs. Liebrand: “Je kan de volgorde van je agenda aanpassen door het afstandsonderwijs, maar je hebt veel minder vrijheid met welke dingen je hem wil opvullen. Ik zou daardoor zeggen dat studenten nu een slechtere beleving van vrijheid hebben.”
Liebrand merkt dan ook hoe anders het onderwijs nu een jaar later is, ook al is hij zelf dit jaar niet veel met zijn studie bezig doordat hij in het bestuur van Vidius zit. Liebrand: “Ik hoor als voorzitter van Vidius van heel veel studenten dat ze weer fysiek onderwijs zouden willen. Vooral de waarde van klasgenoten is hiermee denk ik extra benadrukt. Op school zit je met mensen die dezelfde studierichting hebben gekozen en dezelfde passie hebben, dat mis je nu.” Karlijn Tijink, studentendecaan bij de paramedische studies van de Hogeschool Utrecht, herkent dit: “Er zijn studenten die in september zijn begonnen met een studie en die toch weer zijn gestopt vanwege het afstandsonderwijs. Zij hopen in september weer opnieuw te kunnen beginnen met studeren waarbij meer fysiek onderwijs mogelijk is.”
Eenzamer
Tijink hoort ook dat studenten zich eenzamer zijn gaan voelen door de pandemie. Eerst sprak Tijink vooral studenten die zonder de coronacrisis psychische of fysieke klachten hebben wat hen belemmert in het studeren. Nu komen er studenten bij die hun ritme helemaal zijn kwijt geraakt, hun vriendengroep nauwelijks of niet meer kunnen zien en er niet meer op uit kunnen wat vervolgens invloed heeft op hun studie. Marcel Haazen (23) is student hbo-ICT aan de Hogeschool Utrecht en heeft in het verleden een depressie gehad. Hij begon de afgelopen tijd te merken dat zijn downs heftiger bij hem werden. Haazen: “Toen ik bij een studentenpsycholoog aanklopte ben ik eigenlijk per direct doorverwezen naar specialistische hulp van de GGZ.” Voor die psychologische hulp is op dit moment helaas een wachttijd van vijf maanden.
Karlijn Tijink: “Er zijn studenten die in september zijn begonnen met een studie en die toch weer zijn gestopt vanwege het afstandsonderwijs.”
Haazen wacht nu sinds januari op psychologische hulp. Voor hem is de enige optie doorgaan met zoals het nu gaat. En veel contact blijven houden met mensen om zich heen. “Als het even niet goed gaat, kan ik ook van veel mensen om me heen hulp krijgen op zo’n down-moment. Ik denk dat veel studenten het niet weten, maar ik denk dat veel meer studenten na een jaar geen fysiek onderwijs dit soort psychische hulp nodig hebben. We weten ten slotte ook niet hoe lang dit nog gaat duren.”
Geringe communicatiemiddelen in de oorlog
Ook studenten die tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerden wisten niet waar zij aan toe waren. Een groot verschil is hierbij natuurlijk wel dat het in de jaren veertig veel moeilijker was voor docenten en studenten om met elkaar te communiceren en dus om met elkaar contact te houden. Vanuit een telefooncel kon men bellen, want veel huizen hadden nog geen vaste telefoon. Daarnaast kon met ook contact houden door een brief of als er iets dringends was een telegram te sturen. Dane: “En er was heel veel postverkeer: in die tijd schreven mensen elkaar gewoon veel vaker en uitgebreider en de postbode bezorgde twee keer per dag, ’s ochtends én ’s avonds.”
Voor de meeste studenten waren de oorlogsjaren een periode van veel zelfstudie. Dane: “Als je dacht dat je voldoende gestudeerd had, kon je naar je hoogleraar stappen en zeggen waar je binnenkort een tentamen over wilde maken. Dit was wel illegaal omdat deze hoogleraren met de middelen die ze hadden hun colleges lieten doorgaan en studenten examens lieten maken. Daarbij hielden ze zich niet aan de regels van de nazi’s.”
Daarnaast was de oorlog natuurlijk ook een periode waar dingen gewoon door moesten gaan, dus ook het onderwijs.” De beroepsopleidingen bleven volgens Dane dan ook gewoon open, voor zo ver dat mogelijk was natuurlijk. Dane: “Ook daar werden docenten gearresteerd en weggevoerd naar Duitsland. Maar het is ingewikkeld om een algemeen beeld te geven van het onderwijs in de periode 1940-1945. Het onderzoek hiernaar tijdens de bezettingstijd staat eigenlijk nog in de kinderschoenen: over het dagelijkse school- en studieleven weten we eigenlijk nog niet eens zo heel veel van af.”
Jacques Dane: “Onderwijs gedurende de Tweede Wereldoorlog is een ingewikkeld beeld en we weten er eigenlijk nog niet eens zo heel veel van af.”
Weinig fysiek contact door afstandsonderwijs
In deze pandemie hebben we te maken met afstandsonderwijs, docenten en studenten hebben contact met elkaar doordat docenten nu online hun les kunnen gegeven. Iemand die zich daar mee bezig houdt is Wessel Peeters. Hij is onderwijskundige en heeft het platform Vernieuwenderwijs opgericht. Als onderwijskundige houdt hij zich bezig met de thema’s didactiek, toetsing en het onderwijscurriculum. Nu houdt hij zich dan ook veel bezig met wat voor invloed het afstandsonderwijs heeft op deze onderwerpen. Hij merkt op dat er door afstandsonderwijs weinig interactief contact is tussen studenten en docenten: “Het grootste struikelblok bij afstandsonderwijs is natuurlijk het gemis aan menselijke interactie. Je merkt dat sommige studenten daardoor buiten beeld komen te staan. En buiten het feit dat corona sowieso voor minder sociale cohesie zorgt, zitten mensen minder goed in hun vel en hebben ze meer stress.” Ook vertelt Peeters dat afstandsonderwijs een beeld kan geven dat studeren niet altijd meer zo leuk is. Hij legt uit: “Vaak is de studie er ook voor binding met nieuwe mensen en om toffe dingen te gaan doen. Het gaat daarbij dus ook om het studentenleven te verkennen en lekker de kroeg in te gaan. Dat zit er nu niet in en zo uit zich dat ook richting de studie. Daar haal je als student nu minder plezier uit.”
Wessel Peeters: “Het grootste struikelblok bij afstandsonderwijs is natuurlijk het gemis aan menselijke interactie.”
Ook Tijink ziet dat ook bij de studenten die ze spreekt: “Ik zie ook dat studenten soms minder gemotiveerd zijn om verder te gaan met hun studie, ze missen de connectie met de school en met klasgenoten. Ook merk ik dat studenten het fijn vinden als ze structuur hebben in hun dag, dat ze bijvoorbeeld op school aan hun studie kunnen werken en thuis de plek is voor hun privéleven. Dat loopt nu door elkaar heen.” Haazen vond het in het begin nog wel meevallen, maar nu een jaar later merkt hij dat het afstandsonderwijs zwaarder voor hem wordt. Haazen: “Je verliest als student het plezier met je medestudenten en ik merk dat ik nu meer downs dan ups heb. Ik heb de afgelopen maand zelfs nagedacht om te stoppen met mijn studie.”
Marcel Haazen: “Je verliest als student het plezier met je medestudenten en ik merk aan mezelf dat ik nu meer downs dan ups heb.”
Het verhaal van Haazen speelt bij meer studenten. Het televisieprogramma EenVandaag deed in de zomer van 2020 onderzoek naar het welzijn van jongeren. De resultaten staan in het EenVandaag Opiniepanel Rapport Onderzoek: jongeren en de coronacrisis. Daarin is te zien dat bijna eenderde van de respondenten, die een mbo-, hbo-, of wo-opleiding volgen, last te hebben van somberheid als gevolg van de coronapandemie. Dat Haazen daar last van heeft, is dus niet heel vreemd. Net als dat Peeters opmerkt dat men in deze uitzonderlijke tijd meer last heeft van stress.
Universiteiten gedwongen dicht
In deze pandemie kunnen colleges en werkgroepen dus online doorgaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dat heel anders. Toen zijn een aantal Nederlandse universiteiten officieel gesloten geweest. De Rijksuniversiteit van Utrecht is toen ook dicht geweest. Al staat er in het verslag Het onderwijs in Nederland, verslag over de jaren 1944, 1945 en 1946 dat de Utrechtse universiteit niet officieel gesloten is geweest. In de tijd dat de universiteit dicht was, waren onderwijs, examens, tentamens en promoties niet of nauwelijks mogelijk voor studenten en docenten. De Rijksuniversiteit van Utrecht opende weer op 24 september 1945.
In het verslag Het onderwijs in Nederland, verslag over de jaren 1944, 1945 en 1946 staat dat de Universiteit Leiden en de Technische Hogeschool in Delft allebei van november 1940 tot april 1941 officieel gesloten zijn geweest. Daarna sloot de Universiteit Leiden nog één keer en de Technische Hogeschool in Delft zelfs nog twee keer. Beide onderwijsinstellingen opende officieel weer in september 1945 voor hun studenten.
Nu: weinig praktijklessen en stage op locatie
Praktijklessen en stagelopen is ingewikkelder in deze pandemie. Ondanks dat merkt Tijink dat studenten ook creatief worden in hun oplossingen om toch een beetje contact te houden met elkaar. Tijink: “Ik hoor van studenten dat ze samen gaan studeren en elkaar daarmee ook een beetje afleiding kunnen geven. Ik heb wekelijks meerdere studenten die zeggen dat ze vastlopen met hun studie, geen motivatie meer hebben en niet meer weten hoe ze hun achterstanden moeten oplossen.” Ze merkt dan ook dat studenten echt toe zijn aan meer fysiek onderwijs. “Studenten missen dat ze met elkaar praktijkopdrachten kunnen oefenen in een klaslokaal en daardoor meer binding voelen met de studie en hun klasgenoten.”
Asha de Groot (23) heeft normaal gesproken veel praktijklessen. Zij doet namelijk de mbo-opleiding Audiovisuele productiemedewerker aan het ROC Midden Nederland. Ze vindt het afstandsonderwijs daarom ook best lastig. Ze legt uit: “We maken gebruik van veel dure en grote apparatuur die niet iedereen thuis zomaar heeft en je moet toch leren hoe je met die apparatuur moet omgaan.” Vakken die voor afstandsonderwijs geschikt zijn vind ze dan ook alleen Nederlands, Engels en Burgerschap. “Les voor editing van video’s en foto’s kan nog net. Toch vind ik dat dat al moeilijker is omdat als ik dan iets lastig vind, de docent minder makkelijk kan meekijken om de goede uitleg te kunnen geven.”
Afgelopen halfjaar liep De Groot daarnaast stage bij DocLines, een bedrijf waar ze documentaires maken. De Groot: “Ik moest beeldmateriaal spotten en dat heb ik voor het grootste gedeelte thuis moeten doen. Ik kreeg de schijf met beeldmateriaal mee naar huis en één keer in de week kon ik naar kantoor.” Toen de coronamaatregelen strenger werden in het najaar, moest De Groot het spotten van het beeldmateriaal volledig vanuit huis doen en is ze in het overige deel van haar stageperiode nog maar één keer naar het kantoor geweest om te brainstormen met het team.
Of De Groot nu wel het idee heeft dat ze iets van haar stage geleerd zegt ze: “In het begin vond ik de stage wel leuk, maar later merkte ik dat ik weinig nieuws meer heb kunnen leren bij deze stage. Ik heb wel geleerd hoe ik beeldmateriaal moet spotten, maar dat vond dat wel een beetje eentonig worden.” De Groot merkte dat het de afgelopen tijd lastig was om een stageplek te vinden vanwege het coronavirus, waardoor ze ook wel opgelucht is dat ze in elk geval het afgelopen halfjaar door kon met haar studie.
Asha de Groot: “In het begin vond ik mijn stage wel leuk, maar later merkte ik dat ik weinig nieuws meer heb kunnen leren tijdens mijn stageperiode.”
Werken in Duitsland
Tijdens de Tweede Wereldoorlog konden studenten die universitair onderwijs volgden alleen doorgaan met hun studie als zij een loyaliteitsverklaring ondertekenden. Hier hadden de studenten vanaf het voorjaar van 1943 mee te maken. Zij moesten vanaf toen binnen drie dagen deze verklaring ondertekenen de bezetter. Met dit document gingen studenten ermee akkoord dat ze zich zouden houden aan de door de bezetters opgelegde regels. Studenten moesten beloven dat ze zich zouden onthouden van elke tegen de Duitse gerichte handeling. Studenten werden dus ook opgepakt om in Duitsland te werk gesteld te worden. Dane: “Er zijn tussen de 3500 en 3700 studenten opgepakt. Ook zijn er studenten en docenten omgekomen, maar hoeveel dat er ongeveer zijn is mij niet bekend.”
Dane vertelt verder: “Wie weigerde de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, kon zijn studie niet afmaken en moest mogelijk in Duitsland gaan werken. En een deel van de studenten zal daardoor een paar maanden tot een paar jaar ergens opgesloten hebben gezeten, denk bijvoorbeeld aan een zolderkamertje of op een boerderij. Er was sprake van veel onzekerheid en eenzaamheid: studenten vroegen zich af wanneer ze weer veilig naar buiten zouden mogen.” Mannelijke studenten liepen hierbij een groter risico om gedwongen te moeten gaan werken in Duitsland.
Het studentenverzet
Ondanks dit dreigement werd de oproep om de verklaring te ondertekenen door heel veel studenten genegeerd. Velen van hen doken onder of sloten zich aan bij het verzet. In het verslag Het onderwijs in Nederland, verslag over de jaren 1944, 1945 en 1946 van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen staat ook dat studenten in Utrecht in verzet gingen. Deze studenten studeerden toentertijd aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, tegenwoordig de Universiteit Utrecht. Het in verzet gaan hield in dat studenten gingen staken, onderduikers hielpen en gewapende acties organiseerden.
Zo was er op 6 Februari 1943 waren er bij de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam, de Rijksuniversiteit in Utrecht, de Technische Hogeschool in Delft en de Landbouwhogeschool in Wageningen een inval door de Sicherheitspolizei (SiPo). De SiPo was onderdeel van de Duitse politieke recherche en de geheime inlichtingendienst. De SiPo was actief in alle door Duitsland bezette gebieden en zagen studenten als broeinesten van verzet. Dane: “Zij wilde dat studenten hun regels zouden opvolgen, maar dat wilde de studenten niet. Er was ook een inspectie aangesteld die studenten in de gaten hield. Dit was bijvoorbeeld bij de Technische Universiteit Delft het geval.” Het gevolg was dat studenten bij deze invallen hun collegezalen en praktijklokalen uitmoesten. Vervolgens werden ze naar het kamp in Vught getransporteerd. De meeste studenten kwamen na kortere of langere tijd wel weer terug. Door deze invallen van de bezetters was universitaire onderwijs in één keer niet meer mogelijk. In februari 1943 was de Rijksuniversiteit van Utrecht praktisch gesloten voor het volgen van onderwijs.
Studenten die de verklaring wél ondertekenden, deden dit voornamelijk om de zekerheid te hebben verder te kunnen studeren, zo is te lezen in een artikel over het studentenverzet op Folia (het journalistieke medium van de UvA). Ook waren er studenten die uit principe de verklaring niet wilde tekenen. Zo werd door studenten de Raad van Negen opgericht. De Raad van Negen was een informeel nationaal overlegorgaan van het studentenverzet. Arthur Meerwaldt, een student rechten aan de Universiteit van Amsterdam, had daarin een belangrijke rol. Via De Geus, een illegaal verzetsblad, benadrukte hij in de Raad van Negen onder geen enkele voorwaarde de loyaliteitsverklaring te tekenen, evenals niet naar de oproep te luisteren om in Duitsland te gaan werken.
Jacques Dane: “Wie weigerde de loyaliteitsverklaring te ondertekenen kon zijn studie niet afmaken en moest mogelijk in Duitsland gaan werken.”
Gevolgen
In de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog hadden studenten in Nederland weinig richting meer in hun leven, in die zin dat ze geen begeleiding meer hadden. Er waren namelijk veel studenten die tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten onderduiken omdat ze anders te werk werden gesteld in Duitsland. Studenten die weer gingen studeren konden uiteindelijk in 1945 kosteloos het laatste deel van hun studie volgen aan de Rijksuniversiteit van Leiden, Utrecht en Groningen.
Studievertraging
In deze pandemie is er ook sprake van studievertraging. Wel is hier nu goede begeleiding voor van een decaan als Tijink. Zij heeft nu wekelijks te maken met meerdere studenten die zeggen dat ze vastlopen in hun studie, geen motivatie meer hebben en niet meer weten hoe ze hun achterstanden moeten oplossen. Tijink: “Ik merk daarbij dat studenten het echt missen dat ze bij praktijklessen met elkaar vaardigheden kunnen oefenen en daardoor ook weer meer binding hebben met de studie en hun klasgenoten.” Wat Tijink met de studenten doet die een afspraak bij haar hebben is kijken naar wat ze anders kunnen doen om ervoor te zorgen dat ze weer wat meer ritme in de dag kunnen krijgen en waar ze energie van krijgen buiten de studie om. “Ik probeer te voorkomen dat ze niet nog een paar weken wachten om het toch allemaal nog even aan te kijken. Ze hebben natuurlijk niet voor niks een gesprek met mij aangevraagd.”
In de Eerste doordenking maatschappelijke gevolgen coronamaatregelen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) staan specifieke maatregelen en de gevolgen daarvan voor het mbo en het hoger onderwijs. De korte termijnrisico’s die voor mbo-studenten worden genoemd zijn onder andere een studieachterstand door een gebrek aan stages, leerwerkplekken, minder motivatie voor hun studie en mogelijke problemen om na het mbo door te stromen naar het hbo. Op de langere termijn verwacht het SCP meer uitval van studenten. Mogelijke gevolgen voor hbo- en wo-studenten zijn vergelijkbaar met het mbo. Denk daarbij aan stages die niet kunnen doorgaan, praktijktentamens die uitgesteld worden en praktijkexamens die moeilijk om te zetten zijn voor een alternatief op afstand. Dat kan natuurlijk dan weer gevolgen hebben voor de studievoortgang van studenten.
Haazen heeft daar ook ervaring mee: “Begin van dit studiejaar was school een beetje online en een beetje fysiek. Toen heb ik geluk gehad dat onze vriendengroep in één klas zat. Inmiddels merk ik dat het binnen mijn vriendengroep slechter gaat. Klasgenoten hebben geen interesse en zin meer in hun studie. Ook gaat die desinteresse op een gegeven moment naar je hobby’s doordat je constant in hetzelfde ritme zit.” Zo heeft Haazen ook met een eerstejaarsstudent gesproken die bijna alle vakken niet heeft gehaald. Ook Haazen heeft nog niet veel studiepunten binnen van dit jaar. “In mijn eerste jaar had ik maar een vak niet gehaald, helaas heb ik dit jaar nog maar tien studiepunten gehaald.”
Of Haazen zich zorgen maakt? “Aan de ene kant wel en aan de ander kant ook weer niet. Meer dan dit kan ik nu echt niet doen aan mijn studie. Aan de andere kant is dit natuurlijk wel heel vervelend. Ik hoop niet dat ik nog meer achter ga lopen. Gelukkig heb ik afgelopen maand wel mijn herkansing van het eerste jaar gehaald, dus heb ik nu niet meer de angst voor een negatief bindend studieadvies.”
Uit het onderzoek Onderwijs op afstand van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) blijkt dat al meer dan de helft zorgen heeft om studievertraging op te lopen als gevolg van de coronapandemie. Het is dus niet gek dat Haazen hoopt niet nog meer achterstand op te lopen dan de achterstand in studiepunten die hij nu al heeft.
Leefachterstand
Door het afstandsonderwijs van nu denkt Peeters daarnaast ook dat studenten een ‘leefachterstand’ hebben. Peeters: “Wat ik heb ervaren is dat als iemand écht wil, je iemand ook in korte tijd heel veel kan leren, als de motivatie maar heel goed is. Nu leren studenten bij hun opleiding op een andere manier. Daarodoor leer je misschien op bepaalde vlakken minder goed en misschien op andere vlakken juist weer wat beter omdat je het leren nu meer op je eigen manier kan doen.” Omdat er volgens Peeters geen hard bewijs is dat studenten nu minder bekwaam zouden zijn in hun vak verwacht hij in elk geval niet dat de huidige generatie studenten een ‘coronadiploma’ krijgt. “Je leert nu op een andere manier dan pre-corona, maar de kern is natuurlijk dat je de juiste leerstof krijgt en dat is niet anders geworden.”
Bij de leefachterstand bedoelt Peeters ook de persoonlijke ontplooiing van studenten. “Lekker de kroeg in tot in de ochtend, dat behoort ook tot je ontwikkeling. Het hoort bij het volwassen worden. Je hebt nu op een andere manier contact met elkaar. Ik kan me voorstellen dat als je gewend bent veel met vrienden er lekker op uit te gaan, dat nu wel even moeilijk is.” Daar is Liebrand het volledig mee eens: “Dat zal zeker gelden voor de studenten die in de afgelopen twee jaar zijn begonnen met hun studie. Het gevoel van thuishoren bij een groep is er nu nauwelijks. Ik denk wel dat dat op de lange termijn gevolgen voor hen heeft.” Liebrand zegt daarnaast: “Studenten brengen nu heel veel tijd door op hun kamer, ’s avonds kun je nergens heen vanwege de avondklok en overdag heb je gewoon colleges en ander dingen die je moet doen. Voor studenten is het verder ook lastig omdat zij beperkte woonvoorzieningen hebben. En het is sowieso natuurlijk niet het studentenleven zoals je hoopt, dat je nieuwe mensen leert kennen en nieuwe dingen gaat ontdekken.”
Onzekerheid
Ten slotte heeft voorzitter van Vidius Liebrand eerstejaarsstudenten gesproken over hoe zij het studeren in een pandemie ervaren. Zij vertelde hem dat Utrecht niet als thuis voelt. Liebrand: “Klasgenoten spreken ze niet, ze volgen hun colleges, maar zijn daarna ook weer weg van de campus. Het voelt voor hen in dat opzicht als een voortzetting van de middelbare school. Die persoonlijke groei als je gaat studeren is het voor hen helemaal niet. We weten ook niet wanneer dat wel mogelijk is, er is veel onzekerheid.”
Tijink heeft daarom zorgen: “Sommige studenten hebben een groot netwerk of wonen nog thuis waardoor ze genoeg mensen om zich heen hebben waar ze naar toe kunnen. Maar je hebt ook studenten die die mogelijkheid niet hebben.” Deze studenten vinden het bijvoorbeeld lastiger om contact te zoeken. Toen zij nog naar school konden zagen ze wél hun klasgenoten en docenten en was voor hen een groot deel van hun sociale leven. Dat is voor hen nu volledig weggevallen, vertelt Tijink. Voor hen is het daarnaast minder vanzelfsprekend om naar buiten te gaan en nieuwe mensen te ontmoeten. En dat wordt nu moeilijker gemaakt omdat er zo weinig georganiseerd kan worden.
Geschreven door: Wen Xin van der Linden